De provincie Noord-Holland kent de volgende provinciale belastingen en heffingen:
- Belastingen: betalingen voor de uitvoering van collectieve vormen van dienstverlening met een algemeen belang. De provincie kent provinciale opcenten op de hoofdsom van de motorrijtuigenbelasting. De opbrengst van deze belasting is een algemeen dekkingsmiddel.
- Heffingen: betalingen voor de uitvoering van publiekrechtelijke dienstverlening, die verband houden met collectieve voorzieningen. In de provincie Noord-Holland de grondwaterheffing.
- Leges: betalingen voor individuele dienstverlening van overheidsdiensten van publiekrechtelijke aard. De provincie Noord-Holland kent leges en overige rechten
- Nazorgheffing: In de zogenoemde Leemtewet is op 1 april 1998 een regeling in de Wet milieubeheer opgenomen over de nazorg van operationele stortplaatsen. Dit zijn stortplaatsen waar het storten van afvalstoffen niet vóór 1 september 1996 is beëindigd.
Belastingen: opcenten motorrijtuigenbelasting
De motorrijtuigenbelasting wordt geheven over het bezit van een motorvoertuig. De heffing en inning van de motorrijtuigenbelasting, waarop de provinciale opcenten meeliften, verzorgt de belastingdienst. Bovenop de motorrijtuigenbelasting betalen houders van personenauto’s en motoren 'provinciale opcenten'. De provincies stellen het opcenten tarief vast, en zijn daarbij gehouden aan het door het Rijk bepaalde wettelijk maximum. Het huidige wettelijk maximum bedraagt voor 2022 118,4 (Provinciewet artikel 222, 2 de lid). Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd met het inflatiecorrectiecijfer. Het maximum opcententarief voor 2023 wordt in augustus/september van dit jaar bekendgemaakt. Het huidige tarief (2022) in de provincie Noord-Holland bedraagt 67,9. In het coalitieakkoord 'Duurzaam doorpakken!' is opgenomen dat het tarief opcenten motorrijtuigenbelasting niet wordt verhoogd.
De provincie Noord-Holland heft sinds 2001 het laagste opcententarief. Onderstaand overzicht geeft inzicht in de tarieven opcenten per provincie. Hierbij wordt aangetekend dat de tarieven voor 2023 voorlopig zijn en gebaseerd zijn op de beschikbare informatie per ultimo mei 2022. Voor de provincie Noord-Holland is bij de berekening van de opbrengst uitgegaan van het thans geldende tarief opcenten van 67,9.
Provincie | 2022 | 2021 |
---|---|---|
Noord-Holland | 67,9 | 67,9 |
Utrecht | 77,5 | 74,9 |
Limburg | 77,9 | 77,9 |
Noord-Brabant | 79,6 | 78,4 |
Overijssel | 79,9 | 79,9 |
Flevoland | 82,2 | 81,4 |
Zeeland | 82,3 | 89,1 |
Friesland | 87,0 | 87,0 |
Gelderland | 90,6 | 89,5 |
Zuid-Holland | 91,8 | 90,4 |
Drenthe | 92,0 | 92,0 |
Groningen | 94,5 | 93,3 |
Gemiddeld | 83,6 | 83,5 |
Maximum tarief | 118,4 | 116,8 |
Ontwikkeling van aantal voertuigen per brandstofsoort
In de tabellen hieronder wordt voor de jaren 2018 t/m 2022 de samenstelling van de in Noord-Holland geregistreerde voertuigen gegeven. Uit de tabellen blijkt dat het totaal aantal voertuigen een jaarlijks stijgende trend toont. Daarnaast valt op dat het aandeel van zowel benzine als elektrische voertuigen blijft stijgen (zowel in absolute aantallen als in procenten). Voor diesel voertuigen zien we de laatste jaren een dalende trend.
aantal voertuigen | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022* |
---|---|---|---|---|---|
benzine | 1.157.701 | 1.209.465 | 1.251.388 | 1.282.449 | 1.285.242 |
diesel | 175.768 | 178.368 | 162.887 | 142.066 | 137.685 |
elektro | 8.932 | 19.911 | 40.197 | 59.122 | 63.509 |
overige brandstoffen | 20.000 | 18.866 | 17.818 | 17.327 | 17.314 |
totaal | 1.362.401 | 1.426.610 | 1.472.290 | 1.500.964 | 1.503.750 |
% brandstofverbruik | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022* |
---|---|---|---|---|---|
benzine | 85,0% | 84,8% | 85,0% | 85,2% | 85,5% |
diesel | 12,9% | 12,5% | 11,1% | 10,5% | 9,2% |
elektro | 0,7% | 1,4% | 2,7% | 3,0% | 4,2% |
overige brandstoffen | 1,5% | 1,3% | 1,2% | 1,2% | 1,2% |
totaal | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% |
*2022 betreft de verdeling op basis van de gewichtsuitdraai per 31-03-2022. |
Overzicht gerealiseerde en geraamde opbrengsten opcenten motorrijtuigenbelasting
Op basis van de gewichtsuitdraai per 1 januari 2022 wordt door de belastingdienst de zogenoemde 'theoretische' opbrengst provinciale opcenten voor 2022 verwacht van € 229,1 miljoen (personenauto’s € 227,7 miljoen en motoren € 1,4 miljoen). Het Rijk stelt (hybride) elektrische auto’s in de periode 2021-2024 (gedeeltelijk) volledig vrij van motorrijtuigenbelasting. De voorgestelde stimuleringsmaatregel voor het (hybride) elektrisch vervoer leidt tot een versmalling van de belastinggrondslag van de provincies.
Voorgesteld wordt om voor 2022 tot en met 2026 rekening te houden met een structurele opbrengst, van € 229,1 miljoen, waarbij gerekend is met het huidige tarief opcenten van 67,9.
Opbrengsten opcenten MRB | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Jaarrekening | 223,6 | 226,4 | |||||
Begroting | 229,1 | 229,1 | 229,1 | 229,1 | 229,1 |
Onderdeel van hiervoor vermelde aantallen voertuigen zijn de leasevoertuigen. Hierna zal deze categorie nader toegelicht worden.
Aantal leasevoertuigen in Noord-Holland
Sinds 2016 werkt een verandering in de provinciale belastinggrondslag (denk bijvoorbeeld aan de verhuizing van een grootwagenparkhouder/leasebedrijf naar een andere provincie) direct en egaliserend door in de verdeling van het provinciefonds. Onderstaand overzicht geeft inzicht in de ontwikkeling van het aantal leasevoertuigen in Nederland en in de provincie Noord-Holland. De stijging van het aantal leasevoertuigen in 2019 is het gevolg van de verhuizing van een leasemaatschappij van de provincie Flevoland naar Noord-Holland (circa 60.000 voertuigen).
Noord-Holland | 31-12-2018 | 31-12-2019 | 31-12-2020 | 31-12-2021 | 31-3-2022 |
---|---|---|---|---|---|
GWH | |||||
Personenauto's | 90.903 | 166.783 | 154.179 | 161.035 | 161.243 |
Motoren | 129 | 76 | 77 | 100 | 101 |
91.032 | 166.859 | 154.256 | 161.135 | 161.344 | |
Particulieren | 31-12-2018 | 31-12-2019 | 31-12-2020 | 31-12-2021 | 31-3-2022 |
Personenauto's | 32.814 | 41.082 | 51.026 | 56.012 | 56.737 |
Motoren | 5 | 20 | 40 | 52 | 56 |
32.819 | 41.102 | 51.066 | 56.064 | 56.793 | |
Totaal | 123.851 | 207.961 | 205.322 | 217.199 | 218.137 |
Onbenutte belastingcapaciteit
Het maximum aantal opcenten dat provincies mogen heffen wordt wettelijk vastgesteld. Dit wordt jaarlijks in de septembercirculaire van het provinciefonds gepubliceerd. Voor 2022 is dat vastgesteld op 118,4 opcenten. Uitgaande van de verwachte opbrengstraming voor 2022 van € 229,1 miljoen en het huidige opcententarief (67,9) is de opbrengst per opcent € 3,37 miljoen. Uitgaande van het maximumtarief opcenten 2022 zijnde 118,4 zijn 50,5 opcenten onbenut. De theoretische (meer)opbrengst vanwege onbenutte belastingcapaciteit bedraagt afgerond €170 miljoen.
Overzicht onbenutte belastingcapaciteit |
---|
Prognose opcenten 2022 (x € 1.000.000) | Opcenten tarief 2022 | Opbrengst per opcent (x € 1.000.000) | Maximum opcenten tarief 2022 | Maximale opbrengst 2022 (x € 1.000.000) | Onbenutte belastingcapaciteit 2022 (x € 1.000.000) |
---|---|---|---|---|---|
€ 229,10 | € 67,90 | € 3,37 | € 118,40 | € 399,00 | € 170,00 |
Grondwaterheffing
Sinds 1 januari 2010 is de Grondwaterheffing gebaseerd op de Waterwet. De heffing is uitsluitend bestemd voor de ten laste van de provincie komende kosten voor het grondwaterbeheer, waaronder het tegengaan van verdroging in bepaalde gebieden. In 2021 bedroeg de opbrengst van de Grondwaterheffing € 818.000,- (afgerond). Er is een voorziening ingesteld met tot doel onnodige fluctuaties van het heffingstarief tegen te gaan, tevens bedoeld om onvoorziene en ontoerekenbare schades te kunnen betalen. Heffingplichtig zijn de onttrekkers van 25.000 m³ of meer grondwater per heffingsjaar.Het tarief is vastgesteld op € 0,0085 per m³ onttrokken grondwater. Voor 2023 wordt een opbrengst geraamd van € 800.000,-.
Leges
Provincies hebben een aantal taken ter zake waarvan individuele diensten worden afgenomen door bewoners of bedrijven. Door de afnemers van zo’n dienst moeten leges worden betaald ter bekostiging van de aan deze diensten gerelateerde kosten (zoals personeels-, huisvestings- en materiaalkosten). In de tarieventabel behorende bij de legesverordening zijn voor de provincie Noord-Holland tarieven opgenomen voor onder andere het afgeven van vergunningen in het kader van de fysieke leefomgeving (Wabo), Waterwet, Wet natuurbescherming en Wegenwet.
Uitgangspunt van Provinciale Staten is dat leges voor een vergunningsaanvraag kostendekkend zijn of worden. Provinciale Staten voeren als beleid dat kostendekkendheid in eerste instantie bereikt wordt door het optimaliseren van efficiency en in tweede instantie door het verhogen van de tarieven. Dit beleid vereist inzicht in de kostenstructuur, kostenbeheersing en kostentoerekening. In december 2019 heeft u besloten dat de leges voor de vergunningsaanvragen gefaseerd in drie jaar naar een kostendekkend niveau moesten worden gebracht. Voor de berekening van de kostendekkendheid wordt in zijn algemeenheid uitgegaan van een gemiddelde tijdsbesteding per vergunningsaanvraag. Het uurtarief van de omgevingsdienst/provincie wordt gehanteerd om de hoogte van de leges te berekenen. In de tweede helft van 2022 worden de legestarieven 2023 aan u ter vaststelling aangeboden.
Kostendekkendheid leges in 2022
De uitvoering van de vergunningverlening en handhaving is opgedragen aan de omgevingsdiensten (Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied en de regionale uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord) en is opgenomen in de lumpsum bekostiging. Het onderstaande overzicht geeft enig inzicht in de kostendekkendheid van de verschillende leges. Bij de vaststelling van de legesverordening en tarieventabel 2023 geven wij u inzicht in de geactualiseerde kosten verbonden aan de vergunningverlening. De te realiseren opbrengsten voor 2023 zijn gebaseerd op de kostendekkende tarieven en het te verwachten aantal vergunningsaanvragen dat in het komende jaar wordt ingediend.
Kostprijsberekening methode
Om de kostprijs van de diverse vergunningsaanvragen te berekenen wordt gebruik gemaakt van de Activity Based Costing method (ABC- methode). Deze methode wordt ook beschreven in de handleiding kostentoerekening 2016 van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). De ABC methode is de meest transparante methode. Bij deze methode worden alle handelingen om te komen tot een vergunning onderzocht en vervolgens vermenigvuldigd met een uurtarief van een behandelend ambtenaar bij de provincie Noord-Holland en/of de uurtarieven omgevingsdiensten. Voor de uurtarieven van de provincie wordt de tarieven gehanteerd zoals opgenomen in de “Handleiding overheidstarieven”.
Bij berekening van de leges wordt uitgegaan van de gemiddelde tijdsbesteding per vergunningsaanvraag. De onderbouwing van de kostendekkendheid wordt vastgelegd in de rapportage kostendekkendheid 2023.
Overzicht kostendekkendheid leges 2023
Tarieventabel leges | Uitvoerende organisatie | Raming baten 2023 | Raming lasten 2023 | Kostendekkend 2023 |
---|---|---|---|---|
WABO | OD NZKG | € 1.300.000 | € 1.300.000 | 100,0% |
Milieuleges | OD NZKG, ODIJ | € 500.000 | € 4.175.000 | 12,0% |
Wegen/waterwegen | provincie Noord-Holland | € 465.000 | € 550.000 | 84,5% |
Waterwet | OD NZKG | € 400.000 | € 795.000 | 50,3% |
Wet hygiëne zwembaden | OD NHN | € 20.000 | € 32.000 | 62,5% |
Ontgrondingenwet | OD NZKG | € 50.000 | € 60.000 | 83,3% |
Wadloop | provincie Fryslân | € 1.000 | € 37.000 | 2,7% |
Wet Natuurbescherming* | Bij12/faunafonds | € 300.000 | € 600.000 | 50,0% |
Wet Natuurbescherming* | OD NHN | € 400.000 | € 1.681.000 | 23,8% |
Wet Luchtvaart | OD NZKG | € 10.000 | € 39.000 | 25,6% |
Overige | provincie Noord-Holland | € 0 | € 0 | 0,0% |
Totaal provinciale heffingen | € 3.446.000 | € 9.269.000 | 37,2% | |
* De leges Wet Natuurbescherming (BIJ12) en Wadloop worden ontvangen bij de Uitvoerende organisatie en worden verrekend met de bijdrage die de provincie Noord-Holland moet betalen. Daarmee lopen deze baten niet via de begroting van de provincie Noord-Holland. |
Voor 2023 worden de totale legesopbrengsten geraamd op circa € 3,5 miljoen.
Ontwikkelingen met betrekking tot leges
De belangrijkste ontwikkeling die is voorzien, is de invoering van de Omgevingswet per 1 januari 2023. Onder de Omgevingswet wordt een verschuiving ingezet van het meer met algemene regels werken en minder met vergunningplichten voor bedrijven. Ook zal het aantal bedrijven waarvoor de provincie bevoegd gezag is, licht afnemen (dit gezag gaat naar de gemeenten). Anderzijds neemt door de ruimere werkingssfeer van de Omgevingswet het aantal mogelijke situaties waarvoor leges kunnen worden geheven weer toe.
Een belangrijk punt is dat de vrijstelling van leges voor milieuvergunningen zal vervallen. Dit maakt het mogelijk voor de milieubelastende activiteiten leges te heffen. Verder zal bij de invoering van de Omgevingswet ook het Digitaal Stelsel Omgevingswet(DSO) worden ingevoerd, hetgeen moet leiden tot snellere afwikkeling van aanvragen en daarmee beperking van de ambtelijke inzet.
Tegelijk met de Omgevingswet treedt de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) in werking. Onder de Omgevingswet wordt er een ‘knip’ gemaakt in de huidige omgevingsvergunning voor het bouwen: ruimtelijke regels (omgevingsplanactiviteit) en technische regels (bouwactiviteit). Een gevolg van de inwerkingtreding van de Wkb is dat meer bouwwerken vergunningsvrij voor de bouwactiviteit zullen zijn.
Dit alles vraagt om herziening van de legesverordening en de tarieventabel, alsmede van de herberekening van de legestarieven. In de tweede helft van 2022 wordt de legesverordening 2023 aan Provinciale Staten ter besluitvorming voorgelegd.
Nazorgheffing gesloten stortplaatsen
In de zogenoemde Leemtewet is op 1 april 1998 een regeling in de Wet milieubeheer opgenomen over de nazorg van operationele stortplaatsen. Dit zijn stortplaatsen waar het storten van afvalstoffen niet vóór 1 september 1996 is beëindigd. In de Leemtewet is bepaald dat de provincies bestuurlijk en financieel ervoor verantwoordelijk zijn dat deze stortplaatsen na sluiting geen nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaken. Daartoe dient eeuwigdurende nazorg plaats te vinden. Dit houdt in dat maatregelen genomen dienen te worden om bodem beschermende voorzieningen op gesloten stortplaatsen in stand te houden, te onderhouden, te herstellen en eventueel te vervangen. Voorts dienen de bodem beschermende voorzieningen regelmatig te worden geïnspecteerd en de bodem onder de stortplaats te worden onderzocht. Ter bestrijding van deze kosten is een nazorgheffing ingesteld, die wordt geheven bij de exploitanten van de operationele stortplaatsen. De jaarlijkse heffing wordt vastgelegd in een door Provinciale Staten vast te stellen tarieventabel en berekend aan de hand van het doelvermogen dat aanwezig moet zijn bij sluiting van de stortplaats en het opgebouwde kapitaal in het Nazorgfonds. De heffingen worden in het uitsluitend voor nazorg bestemde Nazorgfonds gestort. Het Nazorgfonds is een bij wet vastgestelde rechtspersoon. In het Nazorgfonds wordt een zodanig kapitaal opgebouwd, dat uit het rendement daarvan de eeuwigdurende nazorg gefinancierd kan worden. Voor het begrotingsjaar 2023 wordt vooralsnog geen opbrengst geraamd.
Opbrengsten provinciale heffingen en belastingen
Voor 2023 gaat de totale opbrengst belastingen en provinciale heffingen € 233,35 miljoen bedragen.
Belasting / Heffing | Jaarrekening 2019 | Jaarrekening 2020 | Jaarrekening 2021 | Begroting 2022 | Begroting 2023 |
---|---|---|---|---|---|
Opcenten motorrijtuigenbelasting | 218,4 | 223,6 | 226,4 | 229,1* | 229,1 |
Grondwaterheffing | 0,9 | 0,8 | 0,8 | 0,8 | 0,8 |
Leges | |||||
* WABO | 2,3 | 1,8 | 2 | 1,2 | 1,3 |
* overige leges | 0,7 | 0,7 | 1 | 1,8 | 2,15 |
Totaal | 222,3 | 226,9 | 230,2 | 232,9 | 233,35 |
* t/m tweede begrotingswijziging 2022 |