Binnen de organisatie worden risico’s regelmatig geïnventariseerd. Risico’s waarvoor nog geen (of onvoldoende) maatregelen zijn getroffen om het risico af te dekken (de ongedekte risico’s) met een bruto effect van € 100.000 of hoger worden meegenomen in onderstaand proces.
De gevolg- en kansklassen worden per risico bepaald volgens onderstaande normering. Bij het bepalen van de scoren is de hoogste score doorslaggevend.
Financieel gevolg in euro’s | Imagoschade | |||
1 | Kleiner dan € 0,5 miljoen | 1 | Interne imagoschade | |
---|---|---|---|---|
2 | Tussen € 0,5 miljoen en € 2 miljoen | 2 | Lokale imagoschade | |
3 | Tussen € 2 miljoen en € 5 miljoen | 3 | Regionale/provinciale imagoschade | |
4 | Groter dan € 5 miljoen | 4 | Landelijke imagoschade |
Tabel 1: Gevolgklassen
Kansklasse naar frequentie | Kansklasse naar kanspercentage | |||
1 | Laag; minder dan één keer in 20 jaar | 1 | 0% tot 25% | |
---|---|---|---|---|
2 | Middel; minimaal één keer in 20 jaar tot één keer per jaar | 2 | 25% tot 50% | |
3 | Hoog; één of meerdere keren per jaar | 3 | 50% en hoger |
Tabel 2: Kansklassen
Het product van de gevolg- en kansklassen is de risicoscore. Een risicoscore van 4 of hoger worden vermeld in de risicotabel. Risico’s met een lagere score worden wel meegenomen in de berekening van het weerstandsvermogen.
Gevolgklasse 4 | 4 | 8 | 12 |
---|---|---|---|
Gevolgklasse 3 | 3 | 6 | 9 |
Gevolgklasse 2 | 2 | 4 | 6 |
Gevolgklasse 1 | 1 | 2 | 3 |
Kansklasse 1 | Kansklasse 2 | Kansklasse 3 |
Tabel 3: Risicoscore
In de kadernota is een nieuwe werkwijze geïntroduceerd voor het presenteren van de risico’s met als doel het risicomanagement binnen de organisatie te versterken. Als onderdeel hiervan wordt de opzet van de risicotabel in de komende perioden gewijzigd. Vanaf de begroting 2023 worden alleen strategische en externe risico’s met een score 4 of hoger in de tabel weergegeven. Dit betreft zowel financiële als imagorisico’s.
Risico's | Risicobedrag | Risicoscore | Dekking | |
Strategische risico's | ||||
1. | Beschikbaarheidsvergoeding OV | € 7.700.000 | 8 | Weerstandsvermogen |
2. | Subsidieregeling Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer | € 7.200.000 | 8 | Weerstandsvermogen |
3. | Verkeerde Wet milieubeheerprocedure en fouten bij WABO - procedure | € 3.000.000 | 6 | Weerstandsvermogen |
4. | Deelneming PDENH | € 10.512.114 | 4 | Weerstandsvermogen |
5. | Lening Nationaal Restauratie Fonds | € 9.100.000 | 4 | Weerstandsvermogen |
6. | Wateroverlast: natuurontwikkeling Texel | € 1.048.000 | 4 | Weerstandsvermogen |
7. | Kosten opruimen afvalinrichting | € 1.000.000 | 4 | Weerstandsvermogen |
Externe risico’s | ||||
1. | Dividenduitkering | € 1.782.750 | 4 | Weerstandsvermogen |
Strategische risico's
Beschikbaarheidsvergoeding OV
Er bestaat een kans dat de provincie extra kosten maakt om het openbaar vervoer op een toereikend niveau te houden wanneer concessiehouders als gevolg van de coronacrisis hier zelf niet (meer) toe in staat zijn in verband met een eventueel (voorkomen van een) faillissement of het niet nakomen van de verplichtingen in de concessiebesluiten door concessiehouder (geen of veel minder openbaar vervoer) als gevolg van financiële gevolgen van de coronacrisis voor de reizigersopbrengsten in het openbaar vervoer.
Om dit risico voor de periode 2022 en 2023 te beperken zijn verschillende beheersmaatregelen getroffen. Het Rijk draagt bij in de vorm van een beschikbaarheidsvergoeding en de vervoerder in de vorm van een transitieplan. De beheersmaatregelen beperken het risico dat de concessiehouder failliet gaat dan wel dat extra moet worden bezuinigd / afgeschaald om de tekorten bij de concessiehouder in de periode 2022 en 2023 op te vangen. Dit voorkomt dat bereikbaarheid verminderd, structurele schade ontstaat aan de kwaliteit van het OV en/of afbreuk wordt gedaan aan de ambities van het college. Hierdoor is de kans en de impact verkleind van dit risico ten opzichte van een scenario waarin deze beheersmaatregelen niet zijn getroffen. Als zich een worst case scenario voltrekt wordt het restrisico geschat op € 3,5 miljoen voor 2022 en € 4,2 miljoen voor 2023; totaal € 7,7 miljoen.
Subsidieregeling Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer en Uitvoeringsregeling POP3 subsidies Noord-Holland
De provincie kent Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) subsidies toe op grond van twee regelingen: de subsidieregeling ANLb en de Uitvoeringsregeling POP3 subsidies Noord-Holland. Deze subsidies bestaan uit EU-middelen en provinciale middelen. De POP3 subsidieverplichtingen overstijgen het bedrag waar wij als provincie aan Europese middelen aanspraak op kunnen maken. Dit leidt mogelijk tot kosten voor de provincie, maar het is ook mogelijk dat hier tot het jaar 2026 Europese middelen alsnog voor beschikbaar komen. In elk geval zijn tot en met 2025 - het einde van het POP3 - verschillende momenten dat extra EU-middelen beschikbaar kunnen komen. In 2019 was een risicobedrag opgenomen van € 4,6 miljoen. Dit betrof het bedrag tot en met 2019. In de jaren 2020 en 2021 hebben we voor ANLb voor € 2,6 miljoen meer aan subsidiebetalingen gedeclareerd dan het bedrag aan Europese middelen waarop de provincie aanspraak kan maken. Daarmee komt het totale bedrag op € 7,2 miljoen.
Verkeerde Wet milieubeheerprocedure en fouten bij Wabo-procedure
De uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) taken op grond van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht en daarop betrokken wetten is gemandateerd aan omgevingsdiensten. Als mandaatgever is en blijft de provincie verantwoordelijk voor de vermogensrechtelijke gevolgen van de namens de provincie genomen besluiten. Bij vergunningverlening bestaat het risico dat onterecht vergunningen, ontheffingen of vrijstellingen worden verleend, gewijzigd of geweigerd. Hierdoor kunnen financiële gevolgen voor bedrijven of derden ontstaan. Dit geldt ook voor een handhavingsbesluit dat niet terecht tot stand komt, of een rechtsongelijkheid bij toezicht. Fouten in de procedures kunnen er toe leiden dat bedrijven schadeclaims indienen bij de provincie en dat er afbreuk wordt gedaan aan het imago van de provincie. Schadeclaims kunnen oplopen tot een bedrag van circa € 3 miljoen.
De provincie heeft privaatrechtelijke overeenkomsten gesloten met de omgevingsdiensten over de eisen waaraan de vergunningverlening, toezicht en handhaving moeten voldoen. De aansprakelijkheid voor tekortkomingen in de uitvoering van de VTH taken ligt tot het bedrag van de betreffende dienstverlening bij de omgevingsdiensten De omgevingsdiensten dienen te voldoen aan de Verordening kwaliteit VTH omgevingsrecht. In de rol van opdrachtgever bewaakt de provincie dit.
Deelneming PDENH
Het Participatiefonds Duurzame Economie Noord-Holland (PDENH) investeert in duurzame innovatieve bedrijven en initiatieven in Noord-Holland. Financiering vindt plaats met provinciale middelen. De provincie Noord-Holland loopt risico’s op faillissementen van ondernemingen waarin het fonds heeft geïnvesteerd. Als beheersmaatregel wordt voor iedere investering een uitgebreid onderzoek uitgevoerd door een team gespecialiseerde investeringsmanagers in dienst van het participatiefonds. De investering wordt vervolgens voor advies voorgelegd aan een investeringscomité, waarna de provincie als aandeelhouder het uiteindelijke investeringsbesluit neemt.
Ondanks risicobeperkende maatregelen gaat het in absolute zin om grote bedragen. Het aantal investeringen en het door PDENH uitgezette kapitaal neemt in de toekomst verder toe.
Zekerheidshalve is bij de berekening van het benodigde risicobedrag voor PDENH uitgegaan van 20% van het geïnvesteerd vermogen. Dit risicopercentage is recent geactualiseerd naar aanleiding van de coronacrisis. Hierdoor is het risicobedrag ten opzichte van.de voorgaande periode gestegen. Naar verwachting is het risicobedrag ruimschoots toereikend, omdat in de jaarstukken van de provincie ook reeds een verliesvoorziening is opgenomen.
Lening Nationaal Restauratie Fonds
De provincie heeft geld uitgeleend aan het Nationaal Restauratie Fonds (hierna NRF) dat het op zijn beurt door leent aan eigenaren van monumenten voor het herbestemmen/restaureren/verduurzamen van monumenten. Het risico bestaat dat de lening niet (volledig) wordt terugbetaald aan de provincie. Ter beperking van dit risico toetst het NRF of de ontvangers van de leningen voldoende kredietwaardig zijn. Door middel van hypothecaire leningen, met het monument als onderpand, verkrijgt de NRF voldoende zekerheid. Ook bekijkt het NRF in hoeverre daadwerkelijk voldoende zekerheid kan worden verkregen uit het te financieren onderpand. Het risico bedraagt maximaal € 9,1 miljoen.